Kastahikoyaak

 

Wanneer de bloeddorstige, woeste wolven, die jou deze rotswand opgejaagd hebben om jou te verscheuren, zich plotseling jankend en vol vertwijfeling achteruit bewegen, dan weet je dat wat achter jou staat onvoorstelbaar angstaanjagend moet zijn. De spijtige blik van deze roedel moordmachines zegt je dat het nu echt goed mis is. De inspanning van het vluchten voor de wolven maakt, dat je niet meer in staat bent te voelen of de windvlaag van zojuist een ademstoot van dat gruwelijks is. Verkrampt probeert jouw geest een herinnering te vormen. Achter jou is alleen maar rots. Vlijmscherp, maar spiegelglad en loodrecht. Je voelt de kou van het steen en je beseft dat er niets achter je kan staan, daar is geen ruimte voor. En toch is er iets. Het staat achter je. Het raakt jou nu aan…

Je weet dat je stil moet staan, maar de reflex is sterker dan het instinct en je springt in een gevechtshouding. De wolven bevriezen in hun bewegingen, kijken met grote ogen op en sluipen tenslotte met buigende hoofden terug naar waar ze vandaan kwamen. Even verderop draaien ze zich om rennen en erbarmelijk jankend weg. Wat overblijft is een drukkende stilte en je wacht op de dingen die komen gaan. Maar ze komen niet. De aanraking van zo net lijkt te zijn verdampt. Je luistert geconcentreerd, maar je hoort alleen het ruisen van de wind door het dennenbos voor je. Je kijkt vanuit jouw ooghoeken, maar je ziet alleen de boomgrens voor je, een wijds uitzicht daarboven, slechts gehinderd door de ruwe, rotsige bergtoppen. Je voelt een klamme wind uit het bos naar jou toe omhoog waaien en het neemt de warme, vochtige dennenlucht mee van de naaldige humuslaag. Achter je nog steeds de rotswand, hard en scherp.

Dan, dichterbij dan je ooit hebt gehoord: een ijzingwekkende gil! Onmenselijk hard, schril en vol overgave! Jouw borstkas lijkt te exploderen onder de druk van zoveel lawaai. En dan een schreeuw, bijna door de gil heen, maar nu heel laag. Wat het ook is, het grijpt je nu vast: slaat klauwen om je heen en grijpt met krassende nagels jouw keel! Je verzet je, en hoe meer je dat doet hoe onomkoombaarder de grip van het wezen. Je schopt, trapt, slaat, bijt en gromt. Je draait je om, maar het beest draait mee, zijn angstaanjagendheid versterkend in zijn onzichtbaarheid.

Je valt met blote knieën op de harde rotsbodem en je worstelt in pure paniek, buiten adem, je krachten verliezend. Je voelt dat je de strijd verliest en terwijl je verstikt door jouw inspanning het ondier fysiek van je af te vechten voel je dat jouw geest zich losmaakt van jouw lichaam. Terwijl je het gevecht voortzet, voel je je tegelijkertijd een wolk worden. Je bent naar buiten getreden en je bent nu overal. Je zweeft, op een verte, maar ook dichtbij. Je bevecht het monster en toch zie je het van een afstandje aan. Je ziet hoe je naar jouw dolk grijpt, die je eerder achter jouw broeksband had gestoken. Je steekt het monster in zijn zij, maar het is jouw lijf dat van pijn gilt. Je steekt nog eens, maar met zijn arm weet hij jouw stoot te pareren. Bloed stroomt nu uit jouw eigen arm, en je voelt de paniek uit jouw lijf stralen in felle, blauwe vlammen.

Het is een buitengewone gruwel dat jouw lichaam bevecht. Nu zie je welk bruut gedrocht zich aan jou vergrijpt: onbeschrijflijk gevormd, onmetelijk krachtig, lenig en snel, en toch menselijk. Hij is doorzichtig maar van vlees tegelijk, met donkere manen, die zich lijken te binden in een staart. Zijn huid verandert van asgrijs naar roodbruin en zijn klauwen worden handen. Dan, plots, stopt hij zijn gevecht. Hij kijkt jou aan. Jouw adem stokt en perst met een onhoudbare druk op jouw longen en keel. Het voelt alsof je van binnen openscheurt.

Langzaam wendt hij zijn hoofd van jouw fysieke lijf af. Hoewel jouw geest een rondzwevende wolk is, weet het wezen nu feilloos jou recht in de ziel te zien. De vurige, helse diepten van zijn blik branden en het licht stinkt naar zwavel. Langzaam glijdt zijn gloeiende blik van jouw Wolk naar Lijf. Zijn lichaam balt zijn spieren om jouw fysieke verschijning te vermorzelen, zo voorvoel je. De veren die uit zijn kleding groeien zet hij op alsof hij de balts des doods begint wanneer ineens… Wanneer ineens jij zachtheid ziet, mededogen en compassie. Een verraste, rauwe kreet ontsnapt hem en het lijkt alsof hij zich schaamt.

Je voelt je ziel terug gezogen worden, terug jouw lichaam in en je staat op. Je staat nu oog in oog, zo dichtbij dat zijn gloeiende adem in jouw gezicht brandt. De dolk glijdt uit je vingers en valt kletterend op de rotsen. Langzaam zet het wezen een stap naar achteren terwijl jij vertwijfeld blijft staan. Als het wezen een tweede stap terug doet, volg jij zijn voorbeeld en ook jij gaat naar achteren, klaar voor al het onverwachte dat het beest in petto zou kunnen hebben. Na drie zulke stappen voel je jouw moed en zelfverzekerdheid terugvloeien en een rust overspoelt je. Precies het tegenovergestelde lijkt te gebeuren met het wezen. Al zijn spieren spannen zich nog strakker, zijn lichaam verandert van een mensachtige gedaante langzaam terug in het vormeloze monster, maar dan! Je zet een sprint in naar het gedrocht. Hij reageert door ook op jou af te rennen en terwijl jullie botsen voel je je ineens zielsgelukkig en sta je stil. Je hebt gewonnen: jij en dat woeste gedrocht zijn één geworden, in elkaar opgegaan door de botsing en alleen jij bent overgebleven!

Er valt een roes van jouw geest en je beseft dat je ontwaakt. Je kijkt om jou heen. Voor je de smeulende restanten van het vuurtje dat je eerder hebt gemaakt. Op de grond het leren zakje met heilige kruiden en de pijp die de Grote Medicijnman jou had meegegeven. Je herinnert je hoe vuil de kruiden smaakten toen je ze doorslikte en hoe giftig de rook was toen je ze rookte, hoe de wereld donker werd en de sterren wolvenogen werden. De lange, lange vlucht voor de wolven, tot de dageraad, de berg op tot je niet verder kon. De rots die jou vertelde dat het gedaan was met het wegrennen. Dat je jouw innerlijke kracht vond en de wolven verjoeg met jouw eigen imposante geest.

Je weet: je hebt jouw naam hebt ontvangen. Je hebt het ritueel van de Grote Verschijning ondergaan en je weet nu wie je bent. Je bent Kastahikoyaak, Hij-die-angst-aanjaagt. Je bent een man, een krijger geworden. En met een naam als deze, rechtstreeks van de Grote Manitou ontvangen, weet jij dat jij een machtige Algonquinkrijger zult zijn.

 

Kastahikoyaak (c) 2016 Tonny van Wijhe

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *