Recht

Het gerst stroomde in haar oren en neus, het prikte in haar gesloten ogen en stak in haar samengeknepen lippen. Ze kreeg nauwelijks lucht, haar longen konden het wel uitgillen van verlangen naar een frisse teug. Maar ze kon niet. Ze moest stil blijven liggen in die benauwde graankist. En papa was woest! Gesmoord hoorde ze papa’s stem. Het leek in de verte, maar door de dempende werking van het graan waar ze onder lag kon het net zo goed zijn dat hij naast de graankist in de schuur stond.

Ze was bijna zestien toen ze papa vroeg om een fiets, zodat ze eindelijk eens verder kon gaan dan dit boerendorpje van honderd zielen en een dominee. Papa had haar geduldig aangehoord, zoals hij altijd rustig en geduldig was met haar en haar broer en zusters. Hij had enige tijd gezwegen, zichzelf een borreltje ingeschonken en haar peinzend aangekeken.
“Kindje van me, wat word je snel groot,” had papa een aanloop genomen naar wat niet anders dan een nee had kunnen worden, “En je lijkt zoveel op jouw moeder, moge ze in vrede rusten.” Ze had niet anders geweten dan even naar de grond te kijken. “Ik heb het beste met jullie voor, met jullie allemaal, dat weet je. Ik gun jullie de hele wereld en ik zou jullie die wereld geven als het aan mij was die te geven. Maar ik ben geen dief.” Nee, van
papa kon je veel zeggen, maar hij was geen dief.

“Ik kan jou geen fiets geven, kindje. Ik zou Minka moeten verkopen voor een fiets. Hoe zouden we dan nog melk en kaas krijgen? Volgend jaar wordt jouw broer ook zestien. Wat zou ik moeten verkopen tegen die tijd om ook hem een fiets te geven? Onze koe verkopen voor een fiets voor jou, zou stelen zijn van jouw broer. En van jouw zusters. Snap je, kindje?”
Het gesprek had diepe indruk gemaakt op haar. Dit alles was inmiddels twee maanden geleden en ze had er vaak aan teruggedacht. Ze had zich voorgenomen papa nooit meer in een onmogelijke positie te brengen. Maar nu lag ze verstopt in een graankist, onder alle gerst. En papa was woest.

Op haar verjaardag had papa haar verrast: tegen het hek stond een fiets op haar te wachten! Hij had de dominee gesproken. De dominee was de enige in het dorp die zich een fiets had kunnen veroorloven. Papa kwam nooit in de kerk, maar toch had de dominee ingestemd. Papa mocht de fiets een week lang lenen en daarna drie maanden lang één dag per week, zodat ze kon leren fietsen. Papa kon zelf niet fietsen, maar de zoon van de dominee had zich aangeboden het haar te leren. De dominee had voor dit alles niets willen hebben. Papa vermoedde dat de dominee nu hoopte dat hij alsnog naar de kerk zou komen, maar dat kon de dominee mooi vergeten.

Aan het eind van die week ging het fietsen nog niet zonder hulp. De grote, zware mannenfiets liet zich door haar jonge armen en weinig krachtige benen nauwelijks controleren en op snelheid brengen op de grintweg vol kuilen in het dorp. Samen met de domineeszoon besloot ze naar de rand van het dorp te gaan, waar het heuvel af ging. Ze was gaan zitten op de fiets en de zoon had haar een flinke duw gegeven. Even wankelde ze, maar toen de fiets vaart begon te maken proefde ze de sensatie van het fietsen. Maar al na honderd meter was daar de paniek: hoe moest ze remmen?! De weg boog af, om een ravijn, maar ze kon niet remmen en ze had teveel vaart om bij te sturen! In een reflex was ze van de fiets gesprongen.

Toen de fiets uit het ravijn was getrokken, bleek dat alles wat stuk had kunnen zijn, stuk was. De domineeszoon was weggerend en had later beweerd dat ze stiekem met de fiets er op uit was getrokken. De dominee was witheet geworden en papa was die hele middag met hem in gesprek geweest over hoe de schade te vergoeden.

Vorige week werd Minka opgehaald. Nu hadden ze geen melk en kaas meer.

Ze schaamde zich diep en was boos tegelijk. De zoon had haar verloochend en daardoor moest haar papa zijn enige koe verkopen. Ze hoorde papa de schuur in komen. Hij klonk nog steeds woest. Ondanks het graan was hij nu goed te verstaan.
“Kijk dan zelf, als je het niet wil geloven! Ze is hier niet! Ik heb haar zelf al drie dagen niet meer gezien! Ga zelf dan zoeken, steek de handen uit de mouwen! Of heb je het nog teveel in de rug? Zal ik een kruis voor je maken? Als steun in de rug?!”
Ze herkende de stem van de dominee, maar ze kon niet verstaan wat hij terugzei. “Je hebt de fiets weer in orde, je hebt mijn koe, en nu wil je ook nog mijn dochter voor die leugenachtige schande van een zoon van jou? Nooit!”

Drie dagen geleden had ze in bed gelegen toen de dominee voor het eerst was langsgekomen. Door een kier in de vloer had ze het gesprek in de woonkamer beneden haar kunnen volgen. De domineeszoon was achttien en het was tijd dat voor hem een bruid geregeld ging worden. Gezien hun leuke omgang en gezien het ongelukkige voorval, leek het de dominee niet meer dan schappelijk als papa haar aan zijn zoon zou uithuwelijken.
Ze had papa’s antwoord niet afgewacht en ze was via het raam naar buiten gevlucht. Nu had ze papa toch weer in een onmogelijke situatie gebracht! De domineeszoon was in hun sociale kringen de hoofdprijs, eentje die je niet kan weigeren. En nu moest papa wel nee zeggen, als ze zich maar lang genoeg onvindbaar zou houden. Ze had zich in de schuur verstopt, in de graankist, nu al drie dagen lang. Ze had het vreselijk benauwd en haar hart klopte in haar hoofd. Ze hoorde voetstappen naderen. En dan een harde stamp, op het deksel.

“Idioot, je denkt toch niet dat ze in de kist past?! Die kist zit vol graan, voor de koe die ik niet meer heb! Hier, kijk!” Papa opende de deksel en greep een handvol gerst. Hij gooide het in het gezicht van de dominee en greep nog een hand. Papa was woest. “En nu wegwezen, van mijn erf! Laat ik jou hier nooit meer zien! Of dit een schande is, bepaal ik wel voor mijn dochter! Daar heb je niks over te zeggen. En als ik die zoon van jou ooit nog
bij mijn dochter in de buurt zie, breek ik zijn nek. En nu vort!”

Scheldend en roepend ging de dominee heen, papa keek hem na, terwijl hij naast de kist stond. Na een lange, stille ogenblik, gooide hij zijn hand leeg in de graankist. Hij liet de deksel open en terwijl hij wegliep zei hij: “Zeg, fietsen kan je niet, maar er mankeert jou verder niks aan jouw benen. Jij gaat de kippen voeren en daarna ga jij het eten maken… Kindje.”

Bij dat laatste woordje smolt haar hartje voor deze man.

Recht (c) Tonny van Wijhe, 2015

◊ Inzending voor de “Debutantenschrijfwedstrijd” van Editio
◊ Inzending voor de schrijfwedstrijd “Verstrikt” van Taglibro

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *