En ineens besef ik, dat de pandemie bij mij van alles heeft losgemaakt, of iets is begonnen, danwel te vatten is valt in termen van vogels.
Bijvoorbeeld: in maart van dit jaar sloeg ik mijn vleugels uit en stapte ik over van baan.
Maar binnen twee weken was iedereen, en ik dus ook, vleugellam, want we moesten thuisblijven en thuiswerken. Voor mij betekende dit mezelf inwerken, in een voor mij onbekende omgeving met goeddeels onbekende collega’s. Toch had ik al wel de indruk dat Gooise Meren een warm nest is, dus onbekend maakte niet gelijk onbemind.
Vanaf mijn thuiswerkplek beschreef ik in eerdere verhalen het wel en wee van de koolmeesjes in mijn tuin. Inmiddels hebben de ouders hun taak volbracht: drie jonge koolmeesjes hebben hun jeugd overleefd! Na het uitruimen van het vogelhuisje bleek dat drie andere jonkies het net niet hadden gered. Maar zoals wel meer geldt in de natuur: elk schot is geen eendvogel.
Naast de koolmezen bleken ook de kauwen en nu ook merels mijn tuin als vogeloase te hebben ontdekt, en ook zij hebben hun jongen gelegd, bebroed, gevoed en laten uitvliegen, vanuit de bosjes en dakgoten rondom mijn achtertuin.
Tussen het vogelspotten door, naast het werk, kon ik de tuin het onderhoud geven die het al enige tijd nodig had en voor ik het wist had ik niets meer te doen. Thuiswerken en aansluitend thuis zijn in mijn vrije tijd, sja, de scheidslijn werd al dunner. Om te voorkomen dat ik in een sleur terecht zou komen, ging ik nadenken wat te doen. Dit eitje was snel gelegd toen mijn oog viel op mijn collectie Arendsoogboeken.
Deze boeken lees en verzamel ik al sinds mijn vroege jeugd. Ik begon weer wat delen ter hand te nemen en door te lezen en voor ik het wist was mijn queeste daar: ik ging kijken of ik de gehele serie van 63 delen in eerste druk zou kunnen bemachtigen.
En binnen drie weken was het me gelukt, via Marktplaats en enkele online antiquariaten. Toen alle ongeveer 200 dubbelingen, die ik tijdens het aankopen van alsmaar betere versies, ook nog eens in twee verkopen de deur uitgevlogen waren, bleek ook dit doel behaald. Het bleek een eitje. Dan toch de verveling?
Gelukkig was een nieuw idee al uit het ei gekropen: in mijn zoektocht naar eerste druk Arendsoogboeken, ontdekte ik vier nog vrijwel onbekende korte Arendsoogverhalen, die nooit eerder in boekvorm zijn uitgegeven. Slechts een handvol mensen hebben deze verhalen in de jaren 1950 gelezen in het Katholieke jeugdblad “Jeugdjuweel”. Het idee, degene te zijn die deze korte verhalen zou kunnen laten publiceren, gaf me vleugels!
En zo ben ik ineens in contact met de familie van de oorspronkelijke schrijver, en de nazaten van de verschillende illustratoren. Ik onderhandel zelfs al met uitgevers en drukkers.
Het idee kwam met een glimlach bij me op, bleek na een dag zoeken op het internet een haalbaar plan en lijkt nu te gaan vliegen. Het zal nog even gaan duren voordat er een tastbaar product ligt, maar ik merk wel dat het me een bevlogenheid geeft.
Zo zie je maar: terwijl een pandemie dat zijn vleugels uitslaat over de gehele wereld, kunnen er toch positieve, nieuwe ideeen en initiatieven uit het ei kruipen. Maar goed, een gebraden duif vliegt niemand in de mond. Vanzelf gaat het allemaal niet, dus ik zal er nog aan moeten trekken.
Tegelijk heb ik ook nog werk te doen, dus laat ik daar nu maar aan beginnen, voordat collega’s mij in mijn weinige haren gaan vliegen!