We zitten in de zesde week van het thuisblijfregime. Het gedwongen op elkaars lip zitten begint, als we eerlijk zijn, iets te vervelen. Het thuis huiswerk maken is niet meer nieuw, dus de kinderen beginnen af en toe te bokken. Ook het thuiswerken is inmiddels ingesleten en het gemis van direct collegacontact begint voelbaar te worden.
’s Avonds en ’s weekends valt het op dat het overal almaar ietsjes drukker wordt. Niet veel, niet snel, maar daar waar ik me in de eerste twee weken bijna bezwaard voelde de vrijwel lege snelweg op te rijden naar het werk toe, zijn we er voor mijn gevoel al niet ver meer vandaan of de eerste filemeldingen worden weer voorgelezen op de radio.
Nieuwsberichten laten weten dat het de goede kant op gaat: de afvlakking is daar! Steeds minder zieken, minder ziekenhuisopnames en steeds minder overlijdens die te betreuren zijn.
Langzaamaan begint de roep dan ook luider te worden om de strenge maatregelen te versoepelen.
Wij, mensen, hebben hier keuzemogelijkheden. We kiezen voor een lockdown, of niet, en zo wel in welke mate en vorm. Ook de wijze van afbouwen kunnen we kiezen. Hoe anders is het met de dieren om ons heen.
In de afgelopen zes weken heb ik uitzicht gehad op mijn tuin, en heb ik speciale aandacht voor het koolmeesstel. In de herfst werden ze plots geconfronteerd met het door mij gefabriceerde koolmeesvogelhuisje. Dolenthousiast claimde het vrouwtje het huisje en de hele winter door werd door het stel fel gestreden om het eigendomsrecht. Dagelijks werden andere kool- en pimpelmezen weggejaagd, in weer en wind.
Toen die strijd eindelijk gewonnen leek, kwamen de voorjaarsstormen. Het huisje bleek stevig, de bevestiging aan de boom echter niet. Tweemaal viel het huisje uit de boom en daarnaast hing het ook driemaal scheef.
Je zou denken dat het stel inmiddels de conclusie zou hebben getrokken om de volgende keer een bouwkundige keuring te laten doen, voordat ze zouden gaan strijden om een eigen huis. Maar nee: ze gaven niet op. Telkens hing ik het huisje weer goed en de koolmeesjes bleven wonen.
De drukke periode van nestbouwen brak aan. Overal en nergens sleepten ze onvermoeibaar takjes, mos, veertjes en overig nestmateriaal vandaan. Echter, precies in die periode sloeg het coronavirus toe en besloten alle buren – en ik ook – te gaan klussen in de tuin! Op een paar stappen van het huisje met nest werd een houten schuur gesloopt, werd een nieuwe overkapping gebouwd. Werd gehamerd, geboord, geschroefd, gezaagd, gaten gegraven en vooral: heel veel heen en weer gelopen.
Grote schrik bij het stel, dat telkens opvloog en wegbleef. Maar telkens toch weer terugkwam en doorging met nestbouwen.
En toen… besloten een paar achterburen dat het tijd was voor een poes. Een jonge, speelse, zeer actieve poes. Eentje die vooral buitenshuis rond ging lopen. En het vogelhuisje ontdekte.
Minstens zeven keer heb ik de poes weggejaagd, terwijl zij met haar poot in het huisje graaide en het net afgebouwde nestje verwoestte en uit het huisje lepelde. En dat waren de zeven keren dat ik het zag!
Het koolmeesstel trok er wederom op uit en verzamelde opnieuw nestmateriaal, andermaal door mij gestoord. Niet alleen door het tuinklussen, maar ook door de veranderingen die ik aanbracht bij het huisje! Opeens allemaal gaas door de boom, om de takken heen, in een poging de poes te beletten nog in de buurt te komen.
Helaas. De poes won die strijd en bleef het huisje terroriseren. Gisteravond was ik er klaar mee: door mijn toedoen waren de koolmeesjes tot nestelen gekomen en naast de poes was ik een continue stoorzender voor het stel. Nu voelde ik de verantwoordelijkheid dit nestje uiteindelijk een plek en rust te geven, zodat ze eindelijk veilig kunnen eieren leggen en broeden.
Ik heb een vier meter lange paal midden in het gazon geslagen en het vogelhuisje daar bovenaan bevestigd, nadat voor de tigste keer de koolmeesjes waren verjaagd door een poezenbezoek.
En vanmorgen keerden de koolmezen weer terug. Om te ontdekken dat hun huis compleet verdwenen was. Dat er ineens een hoge, zwierige paal verderop stond met daarop hun huis.
Ik denk dat ik, als mens, de strijd zou hebben opgegeven. Na zoveel tegenspoed, onrust en gevaar geconfronteerd worden door een onvrijwillige verhuizing van heel mijn hebben en houden.
Maar niet de koolmezen. Zij onderzochten de nieuwe locatie, bekeken het huisje opnieuw van buiten en van binnen. En zijn nu weer vrolijk bezig te nestelen.
Dan denk ik even aan de ergernissen die wij mensen nu voelen door corona.
Wij moeten niet zeuren! De dieren om ons heen hebben het veel zwaarder.
En dat is dan in voor hen normale omstandigheden!