Gelukkig werd hij rillend van de kou wakker!
Alex had gisteravond twee pyjama’s over elkaar aangetrokken en was onder een extra dikke deken gaan liggen. De verwarming had hij dichtgedraaid en zijn slaapkamerraam geopend. Tegen de kier onder zijn gesloten slaapkamerdeur had hij een dikke trui gelegd om te voorkomen dat er warmte uit de rest van huis zijn slaapkamer binnen zou dringen. Hij werd net wakker van de kou en dat was precies wat hij had gehoopt.
Gisteravond mocht hij van papa opblijven tot het journaal van acht uur, het grote, lange journaal! Bericht na bericht had hij ongeduldig doorstaan om dan eindelijk het weerbericht te zien. In het jeugdjournaal eerder op de avond hadden ze nog gezegd dat het morgen misschien zou gaan vriezen, maar dat was toen nog niet helemaal zeker. Volgens het grote journaal ging het dan toch vriezen de komende nacht en vol verwachting was Alex gaan slapen.
Hij draaide zich op zijn rug. De pyjama plakte tegen zijn rug en hij rilde opnieuw. De dekens had hij in zijn slaap naar het voeteneind getrapt. Nu trok hij ze snel omhoog om weer een beetje warm te worden. Zijn blik ging over de posters op de muren om hem heen. Al zijn schaatshelden stonden met bevroren houdingen op het ijs, te wachten, net als hij, tot het koud genoeg was um te scheuvellopen, zoals papa het altijd noemt. Vannacht had het dan eindelijk gevroren en dus zou er ijs liggen!
Hij sprong uit bed en rende naar papa’s slaapkamer. Het bed was leeg en het raam stond open op een kier. Door de opening heen zag hij papa met een vuilniszak lopen, naar de vuilnisbak achter in de tuin. Alex draaide zich om en stormde de trap af, de kamer door en naar buiten.
“Pap!” riep hij, “Het heeft gevroren! Ik had het koud toen ik wakker werd!” Pa draaide zich om en nam de sigaret uit zijn mond. “Wat ister?”
“Die lui op het journaal hebben gelijk had! Het hef vroren!” volgde hij pa’s dialect. Bij mama deed hij dat nooit, maar die was ook niet hier geboren. Na de scheiding was ze naar naar Tiel verhuisd, omdat ze daar geboren was.
“Ach, jongie toch” schudde pa zijn hoofd, “ik weet da’j graag ziet da’j kunt scheuvellopen, maar ’t hef hier vannacht niet vroren.”
“Jawel! Ik had ’t koud toen ik wakker werd!”
“Kan wel wezen, maar kiek naar ’t water. Ligt geen ijs op,” wees pa met zijn sigaret naar de vijver. Onderzoekend en met een denkrimpel in zijn voorhoofd keek pa naar zijn zoon, in het volle besef dat hij een grote verwachting de kop in drukte met een zware teleurstelling.
Alex keek om en zag dat dat pa gelijk had. Een brok vormde zich in zijn keel en hij snoof diep terwijl hij pruilde. Het was al bijna kerst en nog had het niet gevroren dit jaar. Hoe kon dat nou toch? Hij was al zes en hij had nog nooit geschaatst! Voor Sinterklaas had hij zijn eerst paar schaatsen gekregen. Iedere dag had hij ze gepoetst en aangetrokken. Voor de spiegel op zijn kast had hij dan de houdingen van zijn schaatshelden nagedaan. Zijn neus begon te snotteren terwijl zijn ogen volliepen met tranen. Hard snoof hij zijn verdriet op en met zijn arm veegde Alex zijn tranen weg.
Pa zag het verdriet. Hij liet de vuilniszak vallen, stak zijn sigaret in zijn mond en aaide zijn jongen over de bol.
“Ik weet da’j ’t graag anders ziet, kerelchie, maar ja…” En verder wist hij niks te zeggen. Hij voelde zich overmand door het gevoel van onvermogen, een schuldgevoel en toch ook wel een laagje ergernis. Dat jong snapte toch ook wel dat hij niet kon toveren? En ja, het was midden december, de kerstvakantie was begonnen, en nog liep hij met alleen een t-shirt aan het vuilnis weg te gooien. Het klimaat was volgens hem helemaal niet veranderd, maar alle seizoenen waren verschoven.
Met zijn hand woelde hij nog eens door Alex’ haar. Hij wilde hem bij de schouder nemen en terug naar binnen begeleiden toen hij voelde dat de pyjama doornat was van het zweet.
“God, jong, wat he’j doan da’j zo nat bent? Geen wonder dat ’t kold anvuult. Waarom he’j zoveel pyjama’s aan dan?” zei hij met samengeknepen lippen om de sigaret niet te laten vallen.
“Ik wilde weten of het koud genoeg ging worden om te schaatsen. Ik heb ’t raam open zet. Maar ik wilde niet bevriezen, dus had ik ook extra dekens op bed.” Hij keek op naar pa. “Maar,” vulde hij snel aan, “de verwarming had ik niet d’r bij aan, hoor!”
Pa glimlachte van buiten, maar voelde een last van binnen. Sinds de scheiding had hij het gevoel dat zijn jongen iets te kort kwam. Nee, dat hij zijn jongen te kort deed. Maar de scheiding was nodig geweest, het ging echt niet meer. Loes was uit huis gegaan en woonde tijdelijk bij haar ouders en zo lang als dat ze nog geen eigen woning had, woonde Alex nog bij hem. Dit moment had hij nog wel met Loes willen delen. Enerzijds de prachtig doordachte naïviteit van dat joch, maar anderzijds… wat moest hij hier nou mee. Vrouwen konden dit veel beter dan mannen.
“Ga jij je gewoon aankleden, uit deze koude kleren. Zal ik jou gelijk wat te eten maken.”
Alex knikte en rende naar binnen.
Pa gooide de vuilniszak nog snel in de kliko en knipte zijn peuk over de schutting in de steeg. Peinzend slofte hij naar binnen, peinzend wat te doen met Alex’ droom om te kunnen schaatsen.
Toen Alex aangekleed aan tafel ging zitten, zette pa een bord voor hem neer met een plak brood met pindakaas. Een boterham met pindakaas, had pa eens verteld, daar werd je groot en sterk van. En schaatser. Dat wist papa nog van vroeger, van de televisie, had hij gezegd. Maar waarom ging het van de pindakaas dan niet vriezen, vroeg Alex zich af.
“Ik heb wel een idee, wat we kunnen doen,” zei pa. “We gaan met tien minuten weg, dus eet alles snel even op.”
Ze waren nu een goed uur onderweg en op de borden zag hij dat Heerenveen nog maar vijf kilometer rijden was.
“Gaan we naar Heerenveen, pap?”
“Dat zie je vanzelf wel.”
Even later parkeerde pa de auto op het parkeerplaats van de ijsbaan Thialf. Pa nam Alex aan de hand mee naar binnen. Overal zag Alex zijn grote helden in hun strakke pakken, met verbeten gezichten en in volle vaart op posters en schilderingen op de muren van een lange gang. Maar zijn grootste helden zag hij er niet tussen staan.
Ineens stonden ze aan de rand van de ijsbaan. “Nou, wat vind je d’r van?”
Een goede vraag van pa. Alex kende deze ijshal van foto’s, van een paar van zijn boeken en van de filmpjes op de computer. En van de televisie. Hij keek papa aan, maar wist niet wat hij moest zeggen.
“Zeg ’t maar. Wat ister niet goed an.”
“Nou, het is hier wel mooi, hoor. Dit is ook wel goed…”
“Maar?”
“Dit is niet de Elfstedentocht.” Hij voelde zijn verdriet van vanmorgen in alle hevigheid weer terugkeren. Omdat het niet had gevroren en omdat deze ijsbaan niet de Elfstedentocht was. En omdat hij voelde dat hij eigenlijk wel blij had moeten zijn, want papa was helemaal hierheen gereden.
“Dat is zo.” Hij wist ook wel dat dit niet was wat zijn jongen wilde. Maar ’t was het beste wat hij zo snel had kunnen verzinnen. Het joch had het er al sinds zijn derde over dat hij Elfstedentochter wilde worden, half zijn leven al, en geen enkele winter was lang genoeg koud geweest voor de tocht. Maar hij gunde het zijn jongen het zo. Zeker nu hij voorlopig ook geen moeder bij de hand had. En nadat hij alle ruzies van de afgelopen maanden van dichtbij had moeten meemaken.
“Maar wil je hier niet het ijs op dan? Dan ku’j oefenen voor als het echt vriest.”
“Dit is rondjes schaatsen, en niet buiten!” begon Alex te snikken. “Maar het is wel mooi hoor, dat we hierheen zijn gegaan!” en hij liet de tranen lopen.
Pa zuchtte en keek omlaag naar zijn jongen. Hij legde een hand op Alex’ hoofd en duwde hem tegen zich aan. Alex sloeg de armen om pa’s been en vond daar wat troost. In gedachten begon pa een sigaret te draaien totdat een suppoost hem er op wees dat er in de hal niet mocht worden gerookt. Pa knikte, stak de sigaret niet aan, maar wel tussen de lippen. Hij nam Alex in de armen en liep naar de uitgang.
Bij de auto hielp pa Alex weer in zijn kinderstoel.
“Sorry dat ik het niet zo leuk vond, papa.”
“Ik weet wel wat beters.”
“Ben je niet boos?”
“Nee, ergens wist ik ook wel dat dit niet was wa’j wulde.” Er was hem zonet wat in gedachten geschoten. En ach, ze waren nu toch al een eind onderweg en het was vakantie. Wat moesten ze anders doen? Een beetje bij huis rondhangen was ook maar niks voor zo’n jong kind. Pa stak zijn verse sigaret aan en startte de auto.
Flevoland. Dat is vast ver weg, want we rijden al best lang. In het grote journaal van gisteren hadden ze ook iets gezegd over dit land. Alex hoopte dat hij de mensen hier kon verstaan. Waarom zou pa hierheen zijn gereden?
“Hier kun je buuten schaatsen,” raadde pa Alex’ gedachten, “ook als het niet vriest!”
Alex keek naar buiten en zag in de verte een lange lint mensen over een dijk bewegen. Het leek er op dat ze aan het schaatsen waren. Zijn ogen begonnen te glimmen en enthousiast greep hij zijn rugzak met schaatsen stevig vast.
Eenmaal bij het ijs was Alex van enthousiasme gaan springen en had pa de grootste moeite gehad om hem lang genoeg stil te laten staan en de schaatsen aan te krijgen. Aan de hand waren ze al klunend over rubberen matten naar het begin van het ijs gegaan.
Ik hoop dat papa niet vergeet om mijn stempelkaart te vragen! Aan welke kant moet ik schaatsen? De mensen gaan zo door elkaar.
“Papa?”
“Is dit mooi zat voor jou?”
“Jawel, maar ga jij niet mee?”
“Nee, ik kiek het zo’n beetje an hier. Jij kunt hier mooi schaatsen gaan.”
“Maar ik kan het nog niet!”
“Dat wee’k ook wel, maar probeer ’t eerst maar. Zien hoe ver a’j komen kunt.”
“Is dit de Elfstedentocht?”
“…Ja, zoiets.”
Alex barstte uit in vreugde en enthousiasme en sprong het ijs op. Natuurlijk lag hij al na een paar stappen en rare glijbewegingen op zijn gat. Hij krabbelde snel overeind en probeerde gehaast opnieuw slagen te maken. Nu viel hij voorover en dat deed zeer. Nog een keer, maar nu rustiger, ging Alex staan en deed een paar stappen op het ijs. Een grote jongen kwam met een vaart op hem af en wist op het allerlaatste moment nog te remmen. Toch viel Alex weer op het ijs, nu van schrik. Terwijl pa de grote jongen van alles toeriep, kroop Alex over het ijs naar de zijkant en zag daar dat er straat onder het ijs lag. Een paar kindjes, iets oudere dan hij, zaten daar en peuterden korreltjes straat onder het ijs vandaan. De korreltjes drukten ze dan boven weer in het ijs, dat heel zacht was. Pa kwam bij Alex staan.
“Kom maar weer in de benen, anders word je helemaal nat.” Pa klopte de plakjes ijs van de bovenlaag van Alex’ broek en jas.
“Pap, is dit wel de Elfstedentocht?”
“Heb je geen pijn?”
“Nee. Pap? Dit is niet de Elfstedentocht, denk ik. Is daar aan het eind Leeuwarden?”
De kindjes naast Alex begonnen te lachen.
“Heb jij mijn stempelkaart voor mijn kruisje?”
Pa kon niet voorkomen dat de kinderen in de buurt om Alex’ vragen gingen lachen, wat de aandacht trok van een moeder.
“Nee, dat is hier niet.” zei pa. “Dit is Flevoland. Hier hebben ze een heel lange koelkast op de weg legt, zeg maar en daar water overheen spoten.”
“Oh.”
“Dit is niet de Elfstedentocht.”
De moeder liep op de lachende kinderen af en zei dat ze anderen niet mochten uitlachen, dat was niet sportief. Tegen pa zei ze sorry voor wat er was gebeurd. Ze vroeg of Alex zo een snoepje wilde komen halen, om het goed te maken.
Alex haalde zijn schouders onverschillig op, zijn derde teleurstelling van de dag verwerkend.
“Ik hoorde jou over de Elfstedentocht praten, toch?” vroeg de vrouw, maar kreeg geen antwoord. Ze keek pa aan.
“Ja, mien jong wil de Elfstedentocht doen, maar ja, met dit weer giet dat niet.” probeerde pa het gesprek op te pakken.
“Nee, hier in Nederland gaat dat niet, dat klopt. Maar weet je dat er wel een Elfstedentocht in Oostenrijk bestaat?”
Ineens had ze de volle aandacht van Alex: “Echt waar?” De vrouw vertelde over de Weissensee in Oostenrijk en dat daar morgen op geschaatst ging worden door de echte Elfstedenschaatsers. Alex wist niet waar die zee was en hoe ver weg Oostenrijk lag, maar vol naïeve hoop keek hij papa aan.
Pa zag die blik en bedacht: ach, je hebt d’r nou eenmaal kinder bij, die weten al vroeg wat ze willen worden. Dat hij dat heel zijn leven lang van zichzelf niet wist, daar moest zo’n kind niet het slachtoffer van worden.
“Goed, trek de schaatsen maar uut. We rieden d’r wel naartoe.”
Kinderwens (c) 2016 Tonny van Wijhe