II

Dit is een verhaal in wording!  U leest ‘rechtstreeks’ mee met de schrijver.
Volg hem op de spannende reis van begin tot einde!
Kies in het menu de inmiddels beschikbare hoofdstukken.

An werd wakker toen Alice riep dat ze honger had. Slaperig voelde An op het nachtkastje naar haar bril en mobieltje. Het was kwart voor acht ’s morgens. Voor Alice’ doen had ze uitgeslapen en An voelde zich verrassend kwiek na de lange reis van de dag er voor. Toen ze gingen slapen had ze nog gevreesd geen oog dicht te doen vanwege de veel te zachte matras, maar ze had als een blok geslapen. Alice riep nu dat ze ook nog moest plassen. An sprong uit bed, want Alice kon haar plas niet al te lang inhouden. Snel schoot ze haar broek aan, greep een blouse en nam Alice mee naar buiten, want het huisje had maar twee kamers en geen van beide was een toilet of badkamer. Het was fris. De bewolking hing laag en de zon was nog niet doorgebroken. Ook stond er een koele, ferme bries. Kippenvel en een rilling waren het gevolg.
Wat had de vrouw ook weer gezegd? Naast het kleine huisje was een gebouwtje met wc’s. Samen spoedden ze zich erheen om tot de ontdekking te komen dat het huisje een ouderwets type schijthuis was. Een emmer met zaagsel en houtsnippers stond voor een brede, houten plank. In de plank zaten twee uitsparingen met een toiletdeksel er op. Naast ieder deksel een rolletje klam geworden toiletpapier. Met een diepe zucht tilde An een deksel op en zag haar vrees bewaarheid: eronder stond een emaille emmer uitnodigend klaar, gevuld met potpourri van papier, uitwerpselen en zaagsel van de laatste weken aan andermans behoeftes.
“Moet ik hier op?” riep Alice vol afkeer.
“We gaan wel naar het grote huis.”
In een drafje gingen ze naar het hoofdgebouw. Op het laatste moment bedacht An dat er een annex was met daarin een toilet. Alice verzuchtte dat ze net op tijd waren geweest, want ze had bijna in haar pyjama geplast. Na het handen wassen wilden ze terug naar het kleine huisje toen uit het tuinhuisje ernaast een bierbuik naar buiten liep. Er aan vast zat een gedrongen, gezette man. Hij ging slonzig en grauw gekleed en zuchtte bij iedere langzame stap. Ondanks het vroege uur van de dag, zag hij eruit alsof hij er al een dag werken op had zitten. An dacht wat zweet te zien bij de haren die ooit een bakkebaardje gevormd moesten hebben. De man keek door twee spletige varkensoogjes uit zijn pafferige gezicht. Toen hij An en Alice opmerkte schoot het door An heen dat ze er onflatteus uit moest zien op blote voeten, met wilde, ongekamde haren en nauwelijks dichtgeknoopte bloes. Met een diepe zucht besefte An dat ze geen bh aan had en dat de man nu een halve peepshow cadeau kreeg. Ze keek hem aan in de hoop dat hij haar in de ogen terug aan zou kijken, maar de man was een man en keek waar mannen keken. Zonder zichtbare emotie, dat dan wel.
De man begroette haar, zonder zijn ogen van haar af te houden, met een vriendelijke stem. An wilde kort groeten en snel doorlopen, maar een hondje rende het tuinhuisje uit.
“Mam, kijk! Een hondje!” riep Alice.
Het hondje sprintte op Alice af en begon rondjes om haar heen te rennen. Alice wilde het beest een aai geven, waarop het op de rug ging liggen kwispelen.
De man stelde zich voor: hij was huurder van het tuinhuisje en het hondje was heel lief, deed geen kwaad.
An had geen zin in een gesprek nu, maar vond het ongepast zich bij de eerste ontmoeting met een medehuurder afstandelijk op te stellen. Ze hadden immers nog een paar dagen te gaan hier. Gegeneerd stelde ze Alice en zichzelf voor, terwijl ze snel wat knoopjes probeerde te knopen. De man stak echter zijn hand uit, die ze na een korte weifeling noodgedwongen beantwoordde. De man liet haar hand niet los.
“Uit Nederland, zei u?”
“Ja, inderdaad.”
“Ik kom gewoon uit Noorwegen.”
“En u huurt dus dit huisje hier.”
“Ja, het is niet veel. Een enkele kamer, meer niet. Maar voor mij en Daisy is het voldoende.”
Bij het horen van haar naam schoot het hondje overeind en ging volkomen gehoorzaam aan de voet van de man zitten.
“Wij gaan ons even aankleden voor het ontbijt,” zag An een kans om haar hand uit zijn hand te bevrijden en het gesprek te beeindigen.
“Prima. Eet u smakelijk.”
De man keek haar nu voor het eerst in de ogen aan.
“Daisy en ik gaan nog even wandelen.”
Terug in hun eigen huisje lachtte An het ongemakkelijke moment van zich af. Wat moest die man wel niet van haar denken? Ach, wat deed het er toe. Over een paar dagen zouden ze elkaar nooit meer zien, toch? De man had er niet uit gezien als een man die een vrouw in zijn leven had en misschien was de man bij hun ontmoeting van zonet wel het dichtst bij een blote vrouw geweest in heel zijn leven. Daar vond ze hem wel het type voor. Anders zou zich de tranen uit de ogen hebben gelachen als hij had gehoord wat haar zojuist was overkomen. Dit waren van die korte momenten waarop ze hem zo veel miste, dat het pijn deed.
“Ik heb honger. Gaan we eten?” haalde Alice haar uit haar gedachten.
“Ja, dat is goed. Dat is in dat grote huis.”
“Bij die rare mevrouw?”
“Dat is toch geen rare mevrouw?” Hmm, dacht ze, Alice had het dus ook al door dat het een raar mens was. Het was blijkbaar niet de vermoeidheid geweest.
Toen An aanklopte bij het hoofdgebouw, hoorde ze Daisy in de verte blaffen. An keek om en zag dat Buikmans weer op de weg terug was van het uitlaten. Ze hoopte van harte dat hij niet ook nu zou willen ontbijten. Ze keek om naar de deur om nog eens te kloppen. Een schok van schrik ging door haar heen.
De vrouw met schort en mutsje stond vlak voor haar en keek haar hard aan. De deur kon blijkbaar in twee delen open.
“Dat ging snel!” klonk Alice vol bewondering.
“Jullie komen voor het ontbijt?” zei de vrouw op vriendelijke toon, maar zonder enige emotie in
haar gelaat. “Prima. Dat is in de grote kamer.”
Wat is het toch een raar mens, vond An. Ze kan er vast niks aan doen, maar haar intonatie en lichaamstaal klopten niet met elkaar.
De vrouw ging hen voor de grote kamer in. Rechts aan een lange tafel, waar gedekt was voor tien personen, zat een jong stel, gebogen over hun bordjes cornflakes. Ze keken vriendelijk op, maar voor ze goedemorgen konden zeggen riep de vrouw met schort iets. An keek haar aan. De vrouw stond aan de andere kant van de kamer.
“Hier staan de taartjes en koekjes. Jullie kunnen nemen zoveel jullie willen, ze staan hier de hele dag. Ze zijn erg lekker. Vijftig kronen per persoon.”
Alice rende al op het lekkers af, dus An moest wel volgen. Halverwege kwam ze de vrouw tegen die alweer terug dribbelde naar het lopend buffet, dat langs de lange muur stond. Terwijl An naar Alice liep, hoorde ze de vrouw uitleg geven over wat er zoal aan brood, beleg en drinken stond.
“Kom, Alice, we gaan eerst ontbijten. En daarna-”
“Mag ik daarna een taartje?”
“Ja, en daarna een taartje.” Maar geen koekje.
“En een koekje?”
“We zien wel.”
De vrouw wenste hun een goed ontbijt en liep de kamer uit, nog voor ze nog iets kon zeggen.
An hielp Alice aan een ontbijtje en daarna zichzelf. Alice was naar de eettafel gelopen en had een plekje gevonden, naast de jongeman.
“Lies, misschien willen die mensen-”
“Zets okay,” zei de jongeman in een Engels met zwaar Duits accent. “Gaat u bij ons zitten.”
Ze ging tegenover Alice zitten, naast de jonge vrouw.
Terwijl ze rustig aten stelden ze zich aan elkaar voor. Het stel bleek een van de twee kamers boven te huren. Boris en Suzanne waren hier al een paar dagen. Ze waren op rondreis door Noorwegen geweest en brachten nu hier de laatste dagen door voor hun vlucht vanuit Oslo.
Er drongen wat geluiden uit de keuken door naar de eetkamer. Ze hoorden de stem van de vrouw met schort praten met iemand, een man. Dat was haar man, wist het stel. Hij sprak geen andere taal dan Noors en werkte vooral in de keuken. De taartjes en koekjes waren van zijn hand. Hoewel ze er lekker uitzagen, waren alle koekjes en taartjes hopeloos smakeloos. Boris verdacht hem er van geen suiker te gebruiken. Alice kon het niets schelen, zij wilde hoe dan ook een taartje. En daarna een koekje.
De vrouw met schort kwam vanuit een zijdeur met nieuwe taartjes, direct gevolgd door haar man. An wachtte tot de twee weer in de keuken verdwenen waren en zei toen met een glimlach dat ze het idee had dat hij waarschijnlijk de enige was die de vrouw kon bijhouden. Boris en Suzanne schoten in de lach en gaven aan dat zij precies dezelfde behandeling hadden gehad van de vrouw. Ze dachten opgevangen te hebben dat ze Olga heette, maar ze wisten het niet zeker. An vroeg of ze wisten of er nog meer huurders waren, naast henzelf en Buikmans. Het stel zei dat ze het idee hadden dat Olga en haar man boven de grote schuur tegenover Ans kleine huis woonden.
Suzanne had namelijk op een avond licht zien branden op de eerste verdieping in de schuur toen ze wakker was geworden en naar de wc moest en dus naar het bijgebouwtje liep.
“Maar er is toch ook een wc in dit gebouw, naast de entree?” vroeg An.
“Jawel, maar Boris heeft die een keer gebruikt en daarna werden wij ernstig verzocht de volgende keer naar het andere toilet te gaan.” zei Suzanne. “Na Boris was de wc verstopt.”
“Dat kwam niet door mij!” schoot Boris met een bloos in de verdediging. “Ik was… eh… ik deed niets dat de boel kon laten verstoppen, zeg maar. Hoe dan ook, we mogen de wc hier in huis niet gebruiken.”
Weer klonken geluiden uit de keuken. Nu leek het alsof er een paar pannen op de grond vielen.
Olga’s stem klonk weer en haar man leek wat terug te mompelen.
“Maar verder geen andere huurders hier? Ik dacht dat de andere kamer boven ook was verhuurd?” vroeg An. Boris gaf aan dat zij de kamer aan de voorkant hadden, met uitzicht op het erf en de andere gebouwen. Hun kamer heette ‘Tijd’, de andere kamer ‘Drogerij’. Ze vonden het ook een wat gekke combinatie. Op de deur van ‘Drogerij’ was een grote, zwarte vlinder geverfd, maar met twee ogen erin, zei Suzanne.
“Ik denk toch dat het een masker is, Susi” zei Boris. Het ziet eruit als zwarte masker, in de
vorm van een vlinder. Het is ook zo groot als een masker.”
“Ja, maar waarom zou je dat op een deur schilderen” vroeg Susi. Boris haalde zijn schouders op.
“En op jullie deur?” vroeg An.
Het kletterende geluid van een dienblad op de grond onderbrak hun gesprek. Het klonk uit de keuken, maar nu dichterbij. Gerinkel van in stukken vallende porseleinen bordjes en een paar harde bonzen. Bij de laatste klapte de deur tussen keuken en eetkamer open en Olga’s man viel de kamer binnen. Hij deed geen enkele poging zijn val te breken en klapte met zijn linkerslaap op de grond.
In zijn val had hij met grote, maar lege ogen naar de gasten gestaard.
In een reflex trok An Alice op schoot en verschool ze haar gezicht tegen haar borst. Dit was een beeld dat ze op haar jonge leeftijd niet hoefde te zien. Alice stribbelde tegen, maar An hield haar stevig op haar plek. Boris en Suzanne waren overeind geschoten. Olga was snel de keuken uit gekomen en stond aan de grond genageld naar haar man te kijken.

De Zwarte Vlinder (c) 2016 Tonny van Wijhe